De Orde van Advocaten Breda-Middelburg heeft een fikse veeg uit de pan gekregen van de rechtbank Zeeland-West-Brabant. De rechter oordeelt dat de Orde in 2010 zeer onzorgvuldig te werk is gegaan inzake een onderzoek naar advocate Marja van den Toorn uit Made. Op basis van het ‘onrechtmatige’ onderzoek werd zij meerdere maanden geschorst. Van den Toorn bereidt nu een schadeclaim tegen de Orde voor.
Door Joris Rietbroek
Van den Toorn spande de zaak tegen de Orde dit najaar aan. In de uitspraak die de rechtbank medio november 2013 deed, verwijt de rechter de Orde – in het toenmalige arrondissement Breda – ‘onzorgvuldig’ en ‘onrechtmatig’ te hebben gehandeld. Toenmalig deken Van Mierlo pleegde geen hoor en wederhoor bij de advocate in zijn onderzoek, dat hij instelde nadat hij in de eerste maanden van 2010 vijf klachten tegen Van den Toorn had ontvangen. De rechtbank bevestigt de ondeugdelijkheid van zijn rapport.
Een interessante uitspraak in het licht van de discussie rond de aankomende invoering van het staatstoezicht op de advocatuur die dit najaar het kookpunt bereikte en van het al jaren spelende vraagstuk rond vreemdelingenadvocaten die misbruik maken van de zwakke positie van hun cliënten.
Meerdere schorsingen
De advocate deed toentertijd vooral vreemdelingenzaken; de klachten betroffen onder meer misbruik van overheidsgelden voor rechtsbijstand. Na een onderzoek dat meerdere maanden in beslag nam, verzocht Van Mierlo de Raad van Discipline op 13 oktober 2010 om de advocate voor onbepaalde tijd te schorsen. Dit gebeurde daadwerkelijk op 29 november 2010; het Hof van Discipline vernietigde dit besluit echter op 18 februari 2011, omdat de advocate volgens het Hof ‘in onaanvaardbare mate’ was beperkt in haar kansen om zich te verweren. Daarbij had de deken zich onvoldoende gebaseerd op de inhoud van dossiers, maar slechts op inlichtingen van (ontevreden) derden, die hij vervolgens niet voorlegde aan Van den Toorn.
Tijdens andere zittingen gedurende deze periode verklaarde de Raad van Discipline vier van de vijf ingediende klachten gegrond – een vijfde werd niet doorgezet – en legde telkens de maatregel van twee maanden schorsing op. Het Hof van Discipline bekrachtigde deze uitspraken in de loop van 2011 wel en legde deze schorsingen uiteindelijk achtereenvolgens op voor de periode van december 2011 tot augustus 2012. Al die tijd mocht Van den Toorn haar praktijk niet voeren.
Slagvaardigheid
Een onterechte gang van zaken, oordeelt de civiele rechter nu. De Orde hoort ‘als redelijk handelend toezichthouder op te treden’, stelt de rechtbank. Naar eigen zeggen wilde de Orde ‘slagvaardig optreden’, wat reden was om de advocate niet te betrekken in het dekenonderzoek. De rechter oordeelt nu dat de Orde de advocate weldegelijk minstens om een reactie had moeten vragen en de inlichtingen had moeten voorleggen.
“De Orde had ruimschoots de tijd om [eiseres] om een reactie te vragen zonder in te boeten op slagvaardigheid”, aldus de rechter in het vonnis. ”Voor het geval dat [eiseres] uitstel had willen vragen voor het indienen van een reactie, had de Orde haar een termijn kunnen stellen waarbinnen de reactie gegeven zou moeten worden. Door dit na te laten heeft de Orde jegens [eiseres] onzorgvuldig en daarmee onrechtmatig gehandeld.”
Schadeclaim
Van den Toorn zelf was niet bereikbaar voor een reactie op deze voor haar gunstige uitspraak, haar chef de bureau Van den Heuvel wel. Deze uitspraak maakt de weg vrij naar een schadeclaim, die Van den Toorn van plan is in te dienen, bevestigt hij. “Dat was de inzet van deze zaak; een eventuele procedure heeft meer kans van slagen met een uitspraak als deze in de hand.” Hij voegt hier wel aan toe dat het voeren van een procedure mede zal afhangen van de opstelling van de Orde in een nog te voeren – en te plannen – gesprek over de zaak. Over de hoogte van een mogelijk in te dienen schadeclaim laat hij zich niet uit.
De Orde heeft tot 13 februari 2014 de tijd om in hoger beroep te gaan. Deken Emilie van Empel zegt dat de Orde nog niet heeft besloten of er inderdaad een appel zal volgen, al vindt zij zelf dat er het nodige is af te dingen op de uitspraak. “Dat er volgens de civiele rechter geen hoor en wederhoor is toegepast, is bijvoorbeeld te kort door de bocht gesteld”, aldus Van Empel. “En het is de vraag of rechter in deze uitspraak van de juiste juridische causaliteit is uitgegaan.”