Met het nieuwe Centrum voor Ondernemerschap en Innovatie wil de rechtenfaculteit van de universiteit Leiden aankomende advocaten voorbereiden op een razendsnel veranderende markt. Zij moeten vooral veel beter worden voorbereid op het ondernemerschap, vindt initiator en opleidingsdirecteur René Orij. “Het doel is om studenten klaar te stomen voor de toekomst.”
Door Joris Rietbroek
Orij greep het Leiden Law Festival van afgelopen donderdag aan om het Centrum voor Ondernemerschap en Innovatie in bredere kring onder de aandacht te brengen. Volgens hem is de Leidse faculteit de eerste die ondernemerschap en Legal Tech op deze manier oppakt.
Het centrum – nog volop in ontwikkeling – wil in samenwerking met advocatenkantoren en andere partijen workshops, trainingen en stages organiseren op het vlak van ondernemersvaardigheden, en daarnaast startende juridische ondernemers begeleiden. Daarnaast zal het centrum veel activiteiten ophangen aan Legal Tech en moeten komend jaar de eerste keuzevakken juridisch ondernemen volgen, dit alles met het doel om studenten sterker de arbeidsmarkt op te sturen.
Dat zijn stuk voor stuk noodzakelijke initiatieven, want de snelheid waarmee de advocatuur de komende jaren verder zal transformeren ondermijnt het bestaansrecht van veel toekomstige juridische dienstverleners, aldus de overtuiging van Orij. De urgentie van zijn boodschap zindert echter nog niet binnen de muren van het Leidse Kamerlingh Onnes-gebouw. Slechts enkele handen vol studenten en docenten zijn aanwezig om meer te weten te komen over het centrum.
‘Reproductie recht is doodlopend pad’
Daar verandert de van tevoren breed aangekondigde komst van consultant en Death Of A Law Firm-auteur Jaap Bosman niets aan, ook al sluit zijn stokpaardje nog zo goed aan bij het gedachtegoed van het centrum. “Advocatuur draait steeds minder om kennis van het concrete recht,” predikt Bosman. “Watson maakt alle opgedane kennis over arresten overbodig, daar zit de toegevoegde waarde van een advocaat niet meer in. Het reproduceren van recht is een doodlopend pad. Wel wordt een advocaat nog ingehuurd om problemen op te lossen, om strategieën te ontwikkelen, om te onderhandelen, al dan niet agressief. Dan is het recht maar matig boeiend. Voor de toekomst zijn juristen nodig die de markt begrijpen. Anders maakt de computer 80% van je afgestudeerden overbodig. Watson tast ook het businessmodel van big law aan. De perceptie dat een zaak heel complex is, zodat men er veel geld voor kan vragen, zal verdwijnen.”
Daarbij wemelt het momenteel van de kantoortjes met één of twee advocaten die het hoofd financieel maar amper boven water kunnen houden, aldus Bosman. “Dat is ook de grootste zorg van de deken. Die advocaten hebben wel kennis van het recht, maar niet van ondernemerschap. Daarom hebben zij het moeilijk. En zo helpen we de toegang tot het recht om zeep doordat we niemand leren hoe je nu echt het beroep moet uitoefenen of een kantoor moet drijven. Intussen wordt er nu misschien nog volop geprocedeerd over aanrijdinkjes, maar op termijn kan de computer wel uitzoeken wie er aansprakelijk is.”
Academische theorie en praktijk
Wat betreft de intenties van het centrum mag rechtenstudent Jurian Lock een lichtend voorbeeld heten binnen de Leidse faculteit. Nog even en hij heeft liefst vijf bachelors op zak, terwijl hij al drie BV’s oprichtte en begin dit jaar directeur werd van CodeCombat Nederland, de ontwikkelaar van een game waarmee middelbare scholieren spelenderwijs leren programmeren. Wie het spel uitspeelt, zit op het niveau van een eerstejaars HBO-informaticastudent. “Ik ben nog maar een student, en toch hebben we een licentie verkregen voor dezelfde incubator die Airbnb of Twitter gebruiken. Het kan gewoon,” zegt Lock. En eigenlijk staat programmeren helemaal niet zo ver af van wat juristen doen, vindt hij. “Wij juristen zijn in wezen ook programmeurs, maar we beseffen het niet. Toch schrijven we als het ware ook diverse regels op.”
Een schrijnend voorbeeld van hoe de academische theorie en de praktijk slecht op elkaar aan kunnen sluiten, heeft Lock ook ervaren. Ironisch genoeg haalde hij uitgerekend een vak over het oprichten van BV’s niet, terwijl hij er net zelf drie had gestart. “Ik heb mezelf afgevraagd hoe het mogelijk is dat ik dit vak niet aankon. Het zat hem vooral in de abstracte, wetenschappelijke vragen, die voor mij niet relevant waren.” Precies dat toont volgens hem aan waarom de universiteit juridische studenten praktischer moet opleiden. “Hoe kom je met een redelijk voorstel? Hoe stel je een contract op? Dat leer je hier niet.”