Een deken treedt in een tuchtzaak op als de advocaat van de vorige deken, ofwel zijn directe voorganger. Op die zitting zegt hij niet alleen als advocaat aanwezig te zijn, maar ook in zijn hoedanigheid als deken. Een dubbelrol die tuchtrechtelijk niet door de beugel kan, aldus het Hof van Discipline op 30 januari. Het komt oud-deken Desloover op een waarschuwing te staan.
Door Joris Rietbroek
Nardy Desloover (Wybenga Advocaten) was van 2011 tot en met 2014 deken in het ressort Rotterdam. De dubbelrol speelde hij op een zitting van de Haagse Raad van Discipline in december 2013. De klager in die zaak – en ook in de zaak waarin het Hof van Discipline maandag uitspraak deed – is een man die in 1998 zijn vrouw verloor als gevolg van een ongeval tijdens een bedrijfsuitje. Na de procedure om een schadevergoeding te krijgen, diende hij klachten in tegen zijn eigen advocaat en de advocaat van de wederpartij. Nadat zowel de Raad als het Hof van Discipline zijn klachten ongegrond hadden verklaard, diende hij een nieuwe klacht in tegen de dekens die de tuchtzaak hadden onderzocht.
Hiermee was de klachtenregen nog niet gedaan en beklaagde hij zich nog over een lid van de Raad van Toezicht dat namens de deken het klachtonderzoek uitvoerde. Het onderzoek naar deze nieuwste klacht werd weer gedaan door toenmalig deken Desloover. Die stond ook een van de beklaagde dekens bij in diens tuchtzaak bij de Haagse Raad van Discipline in december 2013. ‘Ik ben vandaag aanwezig als deken en als advocaat van verweerder. Ik heb vandaag een dubbelfunctie,’ zei hij toen volgens de uitspraak van het Hof van Discipline. De klager gaf op dat moment al aan dit een vreemde combinatie te vinden.
Objectiviteit
Terwijl de voornoemde klacht in twee instanties werd afgewezen, had de klager zijn pijlen ook al gericht op de dubbele rol van de Rotterdamse deken. De Raad van Discipline oordeelde eerder dat het Desloover ‘vrij stond om mr. Y in de behandeling van de klachtzaak tegen mr. Y bij te staan, en dat de omstandigheid dat verweerder op dat moment deken was, er in de omstandigheden van dit geval niet aan af deed’.
Het Hof van Discipline denkt hier anders over. ‘De situatie was deze, dat verweerder – die op dat moment deken was – in een klachtzaak tegen zijn voorganger als deken, voor deze laatste optrad als advocaat. Deze twee functies gaan echter op dat moment niet samen. […] De deken kan in zo’n geval niet als advocaat van zijn aangeklaagde voorganger optreden. Als advocaat vervult hij immers een partijdige rol voor zijn cliënt. […] Dat verdraagt zich niet met zijn rol als deken waarin hij objectief behoort te staan tegenover het handelen van zijn aangeklaagde voorganger. Het optreden als advocaat voor de aangeklaagde voorganger verhindert daardoor dat de positie als deken onafhankelijk wordt uitgeoefend’.
Hoewel het Hof van Discipline weet dat het dekenschap gepaard gaat met zware eisen en lastige afwegingen, vindt de hoogste tuchtrechter ‘een lichte maatregel’ op zijn plaats. Want een deken die als advocaat optreedt in een klachtzaak tegen zijn voorganger als deken, schaadt het vertrouwen in de advocatuur. ‘Rechtzoekenden mogen er immers op vertrouwen dat de deken in alle objectiviteit toezicht houdt op alle advocaten in zijn arrondissement en klachten tegen deze advocaten objectief behandelt’.
Desloover: ‘begrijpelijke uitspraak’
In een reactie noemt Desloover de uitspraak van het Hof van Discipline ‘begrijpelijk’ en ‘strikt genomen juist’. Hij meent wel dat het hof onvoldoende heeft meegewogen dat alle klachten van de klager zich ‘steeds richtten tegen het systeem van het dekenale toezicht en het systeem van het tuchtrecht in Nederland’ en niet op het persoonlijke functioneren van de betrokken dekens. ‘Omdat het ‘systeemklagen’ betrekking had op het handelen van dekens in het algemeen, meende ik de vrijheid te hebben mijn voorganger ter zitting bij te staan,’ aldus Desloover.