Rechters in tijdnood ‘hebben het dossier niet of maar gedeeltelijk gelezen, kijken op de klok, “stellen de verkeerde vragen” of raffelen zittingen af’. Volgens Folkert Jensma, afgelopen zaterdag in NRC Handelsblad, zijn dat de meest gehoorde klachten van advocaten over rechters. Mag ik s.v.p. nog een klachtje toevoegen?
Door Trudeke Sillevis Smitt
In een civiel vonnis betichtte de Almelose rechter Verhoeven advocaten ervan dat ze toevoegingsgelden verspilden aan een zaak die het niveau had van ‘een kleuterruzie in een zandbak’. Het haalde Advocatie, want hé, kleuterruzie en zandbak in één zin: hier viel wat te beleven. Er kwam gedoe van, het gedoe werd bijgelegd. Dit gebeurde in 2013. Twee maanden geleden haalde de kleuterruzie-in-zandbak-rechter, zoals hij inmiddels is gaan heten, opnieuw uit: advocaten hadden in een ‘kinderachtige ruzie vrolijk hun diensten geleverd’, wederom met gebruikmaking van gefinancierde rechtsbijstand.
Waarom deed de rechter dit? Toevoegingen zijn een kostbaar goed, betoogde mr. Verhoeven vorige week in een interview op deze site. Hij vond dat advocaten er heel voorzichtig mee moeten omgaan; forse bezuinigingen liggen op de loer.
Ik kan het niet méér eens met hem zijn.
Maar rechterlijke uitspraken zijn óók een kostbaar goed. En ook die moet je niet inzetten voor doeleinden waarvoor ze niet zijn bedoeld.
Een rechter moet in zijn vonnis een juridisch antwoord geven op de vraag die aan hem is voorgelegd. Als hij overwegingen gaat wijden aan vragen die hem in de verste verte niet zijn gesteld en waarin ook de wet niet voorziet, dan komt hij al gauw in een mijnenveld terecht. Volgens mr. Verhoeven ging het niet om een politieke kwestie – maar zijn beroep op die dreigende bezuinigingen dan?
En los daarvan. Zo’n rechterlijke overweging kan voor betrokkenen verstrekkende gevolgen hebben. Is het onderwerp tijdens de zitting aan de orde geweest, hebben partijen het gevoel te zijn gehoord? Wat doet het met het vertrouwen van de cliënt in zijn advocaat als die gekapitteld wordt als een klein kind? En wat doet het met het vertrouwen in de rechter?
Inhoudelijk is de kwestie wat mij betreft ook niet zo klaar als een klontje. In het interview zegt de rechter dat de advocaat dominus litis is, dat hij de koers bepaalt. Maar cliënten weten heel goed wat ze willen, en recente tuchtrechtspraak benadrukt juist dat de advocaat (ook) gewoon opdrachtnemer is, en te doen heeft wat de cliënt vraagt – of de zaak neer te leggen. Daar is een verschuiving gaande die het advocaten knap lastig maakt hun positie te bepalen.
Je hoopt natuurlijk dat een advocaat de redelijkheid, het gezag en de creativiteit heeft om zijn cliënt weinig zinvol procederen uit het hoofd te praten. Maar wat als dat niet lukt? Ik kan het niet beoordelen, maar was het materiële en emotionele belang in deze zaken zo miniem dat de advocaten de hun cliënten naar huis hadden moeten sturen?
De rechter die twijfels heeft over een toevoeging, kan die beter met de betrokkenen bespreken dan ze in een vonnis neerleggen. Als het nodig is kan hij zijn bedenkingen melden bij de Raad voor Rechtsbijstand; die gáát erover. En als het al nodig zou zijn geweest in een vonnis iets te zeggen, had een rustige, zakelijke benadering voor de hand gelegen. Dan was het niet zo’n mediageniek verhaal geworden, en dan was het beeld dat er op grote schaal misbruik wordt gemaakt van toevoegingsgeld niet versterkt. Een beeld dat mr. Verhoeven juist wilde bestrijden.
Geachte rechters, bewaar alstublieft enige waardige afstand; voor u het weet zit u zelf in het zand te vechten om een schepje.